Bodemsanering

Het proces om een stuk grond vrij van bodemverontreiniging te maken, noemen we bodemsanering. Voor iedere verontreinigingsstof geldt een interventiewaarde en een streefwaarde. Voor het saneren bestaan verschillende methoden en technieken. De keuze en uitvoering hangen af van de plaats, de aard en de ernst van de vervuiling en van de functie van de bodem (zoals wonen, industrie en agrarisch).

Uitgangspunten

De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het wegnemen van actuele risico’s.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico’s. Deze risico’s hangen samen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken; er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Verplaatsen van een verontreiniging

Dit komt vaak voor bij grondwateronttrekkingen in de buurt van een grondwaterverontreiniging. U hoeft dit alleen te melden als er sprake is van een ernstige verontreiniging én wanneer er meer dan 1000 m3 verontreinigd grondwater wordt verplaatst. Deze grens wordt snel bereikt.

Eenvoudige saneringen snel afronden

Om eenvoudige saneringen snel af te ronden, is een landelijke uniforme regeling gemaakt: het Besluit Uniforme Saneringen (BUS). Hiermee kunt u als saneerder binnen vijf weken starten met saneren. De standaardformulieren voor de BUS saneringen vindt u op de website van de Rijksoverheid.